Betekenis van:
beplanting
beplanting (de ~ | meervoud beplantingen)
Zelfstandig naamwoord
- gewas waarmee de grond is beplant
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- De bomen en struiken die voor de beplanting van groenvoorzieningen worden gebruikt, moeten tot de inheemse soorten behoren.
- Op het tijdstip van beplanting is slechts een beperkt deel van de oppervlakte (bv. < 30 %) bedekt met resten.
- Vermijd een te dichte beplanting door de voor de betrokken soort/variëteit aanbevolen afstand tussen de rijen en de planten aan de houden.
- Zich voortdurend verplaatsende teelt, waarbij tropisch bos of bosrijk gebied wordt gerooid voor beplanting met eenjarige gewassen en dit voor een korte periode (bv. 3-5 jaar) waarna het land opnieuw wordt verlaten en de vegetatie zich kan herstellen.
- Primaire en/of secundaire grondbewerking maar met slechts beperkte verstoring van de bodem (doorgaans ondiep en zonder volledige kering van de grond) en doorgaans een bedekking van > 30 % van de bodem met resten op het tijdstip van beplanting.