Betekenis van:
beschuit

beschuit (de ~ | meervoud beschuiten)
Zelfstandig naamwoord
  • tarwebaksel
"beschuit in de yoghurt"
"beschuit met muisjes"

Hyperoniemen

beschuit
Zelfstandig naamwoord
  • een licht, tweemaal gebakken baksel van tarwe
"Hoe vaak eet jij een beschuitje?"

Voorbeeldzinnen

  1. beschuit
  2. beschuit––
  3. beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten
  4. Brood-, beschuit-, banket-, koek- en biscuitfabrieken
  5. Beschuit, biscuit en ander houdbaar banketbakkerswerk
  6. beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten:
  7. Beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten
  8. Vervaardiging van beschuit en biscuit en van ander houdbaar banketbakkerswerk
  9. NACE 10.72: Vervaardiging van beschuit en biscuit en van ander houdbaar banketbakkerswerk
  10. beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten:– niet meer dan 85 g
  11. CPA 10.72.11: Bros gebakken brood, zogenaamd knäckebröd; beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten
  12. NACE 15.82: Vervaardiging van beschuit, koekjes, enzovoort, en van ander houdbaar banketbakkerswerk
  13. beschuit, geroosterd brood en dergelijke geroosterde producten:– elen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel