Betekenis van:
besmetten

besmetten
Werkwoord
  • blootstellen aan een ziektekiem, gif of radioactief materiaal
"Hij raakte door onverstandig seksueel gedrag besmet met het HIV-virus."
besmetten
Werkwoord
  • besmetten, infecteren
"wie met pek omgaat wordt ermee besmet"
"iemand besmetten met een ziekte/virus"

Synoniemen

Hyperoniemen

besmetten
Werkwoord
  • bevuilen

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Fusarium-soorten besmetten graangewassen vóór de oogst.
  2. Het is onomstotelijk gebleken dat als gevolg van vaccinatie meer virus nodig is om dieren te besmetten, terwijl de virusuitscheiding afneemt.
  3. In het laatstgenoemde geval moet bijzondere aandacht worden besteed aan de oogstrestanten die het volgende gewas met Fusarium-schimmels kunnen besmetten. Deze oogstrestanten moeten tijdens of na de oogst van het voorgaande gewas zo klein mogelijk worden gemalen en in de bodem worden gemengd om compostering ervan te bevorderen (mulching).
  4. Kan er twijfel bestaan dat de verklaringen van juli voldoende concreet waren om op zich steun te vormen, dan staat het buiten kijf dat dergelijke verklaringen meer dan voldoende waren om de perceptie van de markten te „besmetten” en het verdere gedrag van de economische actoren te beïnvloeden.