Betekenis van:
bespreken

bespreken
Werkwoord
  • onderwerp voorstellen voor publiek
"de maatschappelijke effecten van een verschijnsel bespreken"
"een bepaalde kwestie voor een publiek van tandartsen bespreken"

Hyperoniemen

bespreken
Werkwoord
  • een gesprek over een bepaald onderwerp voeren
"Zij bespraken de groeiende spanning rond Iran."
bespreken
Werkwoord
  • beoordelen, recenseren
"een film/concert/boek bespreken"

Synoniemen

Hyperoniemen

bespreken
Werkwoord
  • tevoren voor zich bedingen
"een tafel bespreken"
"een plaats bespreken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ze bespreken het probleem.
  2. Laten we dat probleem later bespreken.
  3. Er is nog een vraag die we moeten bespreken.
  4. Zullen we dit bespreken onder een kop koffie?
  5. Ik zal het probleem uitvoerig met je bespreken.
  6. Tot slot bespreken de Nederlandse autoriteiten hun specifieke rechtssituatie.
  7. het bespreken en goedkeuren van de statistieken betreffende overheidsfinanciën (SBO), de GFG en de gebruikershandboeken;
  8. De subcomités bespreken hun onderwerpen op basis van de in punt 7 aangegeven indeling in werkterreinen.
  9. Het comité kan elke kwestie bespreken die betrekking heeft op de uitvoering van deze richtlijn.
  10. Geregelde vergaderingen met het bedrijfsleven en brancheorganisaties om aan de orde zijnde vraagstukken te bespreken
  11. U kunt ook met ervaren collega's de aannemelijkheid van het risiconiveau bespreken.
  12. De bevoegde commissie kan de Commissie en de Raad verzoeken de zaak met haar te bespreken.
  13. De ECB kan alle aspecten van de opdracht met de geselecteerde gegadigden bespreken.
  14. Eventueel wordt een bijeenkomst van EU-deskundigen georganiseerd om de brochure te bespreken en te voltooien.
  15. Tijdens deze dialoog kunnen zij met de geselecteerde gegadigden alle aspecten van de opdracht bespreken.