Betekenis van:
bestek
bestek (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- gerei waarmee het bereide voedsel gehanteerd wordt, messen, vorken, lepels enz.
"vergeet je bij het tafeldekken niet ook het bestek"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
bestek
Zelfstandig naamwoord
- plan volgens welk gebouwd wordt; detailtekening; plan voor bouw
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
bestek
Zelfstandig naamwoord
- plaatsbepaling op zee of in de lucht; bepaling van positie
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
bestek
Zelfstandig naamwoord
- gerei waarmee het eten aan tafel behandeld wordt
bestek
Zelfstandig naamwoord
- een bouw- of vaarplan
Voorbeeldzinnen
- Uw eigen bestek meenemen graag.
- De juiste plaatswijze van een bestek is de vork aan de linkerzijde van het bord en het mes aan de rechterzijde alsook de lepel.
- Het bestek vermeldt ten minste:
- Communautair bestek (CB)/Enig programmeringsdocument (EPD)
- Het bestek bevat onder andere de volgende informatie:
- In het opslagcontract wordt naar dit bestek verwezen.
- Het bestek bevat onder andere de volgende gegevens:
- Naam en adres van de dienst waar het bestek en de aanvullende documentatie kunnen worden aangevraagd.
- een exemplaar van het bestek of van het beschrijvend document en van alle aanvullende stukken, of
- Deze mogelijkheid wordt in de aankondiging van de opdracht of in het bestek vermeld.
- het bijbehorende bestek, waaraan de algemene voorwaarden voor overheidsopdrachten zijn toegevoegd;
- het door de betrokken lidstaten bekendgemaakte bestek met uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria.
- berusten op een risicobeoordeling en zijn evenredig aan de omvang en het bestek van de vlucht;
- Dit deel van de activiteiten valt buiten het bestek van dit besluit,
- De indicatieve inschrijvingen mogen te allen tijde worden verbeterd, op voorwaarde dat zij niet afwijken van het bestek.