Betekenis van:
beuzelarij
beuzelarij
Zelfstandig naamwoord
- iets onbenulligs
"Wat een beuzelarij allemaal."
beuzelarij (de ~ | meervoud beuzelarijen)
Zelfstandig naamwoord
- onzinnige praat
"zich met beuzelarijen ophouden"
Synoniemen
- onzin
- apekool
- bullshit
- flauwekul
- ge-o-ha
- gebeuzel
- gekakel
- gekkenpraat
- gekwek
- gelul
- geneuzel
- geouwehoer
- geraaskal
- gewauwel
- gezwam
- gezwets
- klets
- kletskoek
- kletspraat
- kolder
- kul
- kwatsch
- kwezelarij
- larie
- lariekoek
- leuterkoek
- leuterpraat
- lulkoek
- nonsens
- quatsch
- wijvenpraat
- zever
- zottenpraat
- dwaasheid
- shit
- geklets
Hyperoniemen
beuzelarij
Zelfstandig naamwoord
- zaak van weinig belang
Synoniemen
- kleinigheid
- allotria
- bagatel
- bijzaak
- futiliteit
- onbenulligheid
- peanuts
- peulenschil
- wissewasje
- peuleschil
- detail