Betekenis van:
bevangen

bevangen
Bijvoeglijk naamwoord
  • benauwd
"bevangen op de borst"
"bevangen door de hitte"
bevangen
Bijvoeglijk naamwoord
  • gegrepen, overmeesterd
"Meerdere door de hitte bevangen mensen zijn in het ziekenhuis opgenomen."
bevangen
Werkwoord
  • overmeesteren
"ik werd bevangen door de kou/rook/hitte"
"ik werd plots bevangen door een gevoel van angst"

Hyperoniemen

bevangen
Werkwoord
  • iemand grijpen, overmeesteren
"Hij raakte bevangen door de hitte."

Voorbeeldzinnen

  1. We werden door een storm bevangen.