Betekenis van:
bevel

bevel (het ~ | meervoud bevelen)
Zelfstandig naamwoord
  • opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden
"een bevel tot [arrestatie/uitzetting/beslaglegging"
"bevel is bevel"

Synoniemen

Hyperoniemen

bevel
Zelfstandig naamwoord
  • verplicht uit te voeren opdracht zonder enige tegenspraak
"Dat is een bevel, commandant!!"
bevel (het ~ | meervoud bevelen)
Zelfstandig naamwoord
  • leiding
"het bevel voeren"
"onder bevel van [iemand]"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. De koning gaf het bevel dat de gevangene vrijgelaten moest worden.
  2. Rechterlijk bevel
  3. een rechterlijk bevel tot ontbinding.
  4. Hoofdassistent-politiecommissaris, functionaris met bevel over Harare.
  5. Verzoek om een bevel tot opschorting
  6. Hoofdassistent-politiecommissaris, functionaris met bevel over Harare
  7. IV. REDENEN VOOR HET BEVEL TOT HET VERSTREKKEN VAN INLICHTINGEN
  8. 031 Referentienummer van het bevel tot aanhouding of vonnis (037).
  9. voldoende gekwalificeerd is om het bevel te voeren;
  10. Kruis aan welk soort rechterlijke autoriteit het bevel heeft uitgevaardigd:
  11. „kapitein”: degene die het bevel voert over een schip;
  12. ii. verweer voeren tegen het bevel door bij het gerecht dat dit bevel heeft uitgevaardigd, binnen de onder b) gestelde termijn een verweerschrift in te dienen;
  13. Alle politiefunctionarissen blijven volledig onder bevel van de daartoe geëigende nationale autoriteit.
  14. Is er sprake van een administratief of gerechtelijk bevel tot verhuizing?
  15. Daarom deed de Commissie op 6 maart 2003 een bevel tot het verstrekken van inlichtingen uitgaan.