Betekenis van:
bevelen
bevelen
Werkwoord
- een dwingende opdracht geven
"Hij beval zijn soldaten de grens over te steken."
bevelen
Werkwoord
- commanderen; opdragen; gelasten; bevelen; laten nakomen; bevel geven; opdragen
"je ondergeschikten bevelen"
"de bemanning bevelen zich aan dek te begeven"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
bevelen
Werkwoord
- geven in vertrouwen; toevertrouwen
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
bevel (het ~ | meervoud bevelen)
Zelfstandig naamwoord
- leiding
"het bevel voeren"
"onder bevel van [iemand]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- BEVELEN DE LIDSTATEN AAN:
- BEVELEN DE LIDSTATEN AAN:
- BEVELEN DE LIDSTATEN AAN:
- Uitstaande bevelen tot terugvordering
- BEVELEN HET VOLGENDE AAN:
- BEVELEN AAN DAT DE LIDSTATEN:
- Zij beoogt actiedrempels voor diervoeders en levensmiddelen aan te bevelen.
- bovendien de publicatie van een rechtzetting te bevelen.
- kustlocaties met een uitgesproken dagelijkse windcyclus van plaatselijke aard zijn niet aan te bevelen.
- Zij beoogt actiedrempels en, op termijn, streefwaarden voor diervoeders en levensmiddelen aan te bevelen.
- de kaderorganisatie en de wijze waarop bevelen worden gegeven en uitgevoerd;
- Chemischveiligheidsrapport en verplichting om risicobeperkende maatregelen toe te passen en aan te bevelen
- het geven van passende bevelen en instructies in duidelijke en eenvoudige taal;
- Bemonstering gedurende 24 uur is eveneens aan te bevelen voor het meten van arseen-, cadmium- en nikkelconcentraties.
- Het systeem mag de bestuurder niet verplichten tot tijdskritische reacties bij het ingeven van bevelen of gegevens aan het systeem.