Betekenis van:
bevoegdheid
bevoegdheid (de ~ | meervoud bevoegdheden)
Zelfstandig naamwoord
- recht om iets te doen
"eerstegraads/tweedegraads bevoegdheid"
"de bevoegdheid (hebben) om [iets] te [doen]"
Hyperoniemen
Hyponiemen
bevoegdheid
Zelfstandig naamwoord
- het recht tot het uitoefenen van bepaalde handelingen
"Een bureaucraat op het woordenboek heeft de bevoegdheid om andere gebruikers moderator te maken."
Voorbeeldzinnen
- BEVOEGDHEID
- Bevoegdheid
- Bevoegdheid
- Internationale bevoegdheid
- Gedeelde bevoegdheid
- Subsidiaire bevoegdheid
- Toetsing van de bevoegdheid
- Bewijs van bevoegdheid
- Bevoegdheid van de lidstaten
- Consulaire territoriale bevoegdheid
- BEVOEGDHEID VAN DE COMMISSIE
- Bevoegdheid van de gezagvoerder
- Bevoegdheid van de Commissie
- Bevoegdheid van het Gerecht
- Bevoegdheid van de auditoren