Betekenis van:
bezitten

bezitten
Werkwoord
  • iets in eigendom hebben
"Hij bezat een groot landgoed in Frankrijk."
bezitten
Werkwoord
  • ''vnl. lijdende vorm + van'' geestelijk geobsedeerd worden
"Hij was bezeten van snelle auto's en mooie vrouwen."

Voorbeeldzinnen

  1. Ieren migreerden naar Amerika om land te bezitten.
  2. vrijwel identieke fotometrische kenmerken bezitten.
  3. vloeidraaibanken die de volgende eigenschappen bezitten:
  4. Chroomstaal mag evenwel een hoger koolstofgehalte bezitten;
  5. Treinbegeleidingspersoneel moet minstens kennisniveau 2 bezitten.
  6. vloeidraaibanken die de volgende eigenschappen bezitten:
  7. een minimumlengte L (mm) = 200mm bezitten
  8. Deze moet de onderstaande eigenschappen bezitten:
  9. balanceermachines die alle navolgende eigenschappen bezitten:
  10. Het mag evenwel andere ontwerpkarakteristieken bezitten.
  11. balanceermachines die alle navolgende eigenschappen bezitten:
  12. Verbod om wapens te bezitten of te dragen
  13. Noot:Voorraad- of opslagvaten kunnen de volgende kenmerken bezitten:
  14. bezitten voldoende kennis van de internationale normen en praktijken;
  15. De raadpleegdienst dient de volgende eigenschappen te bezitten