Betekenis van:
bezitten
bezitten
Werkwoord
- iets in eigendom hebben
"Hij bezat een groot landgoed in Frankrijk."
bezitten
Werkwoord
- ''vnl. lijdende vorm + van'' geestelijk geobsedeerd worden
"Hij was bezeten van snelle auto's en mooie vrouwen."
Voorbeeldzinnen
- Ieren migreerden naar Amerika om land te bezitten.
- vrijwel identieke fotometrische kenmerken bezitten.
- vloeidraaibanken die de volgende eigenschappen bezitten:
- Chroomstaal mag evenwel een hoger koolstofgehalte bezitten;
- Treinbegeleidingspersoneel moet minstens kennisniveau 2 bezitten.
- vloeidraaibanken die de volgende eigenschappen bezitten:
- een minimumlengte L (mm) = 200mm bezitten
- Deze moet de onderstaande eigenschappen bezitten:
- balanceermachines die alle navolgende eigenschappen bezitten:
- Het mag evenwel andere ontwerpkarakteristieken bezitten.
- balanceermachines die alle navolgende eigenschappen bezitten:
- Verbod om wapens te bezitten of te dragen
- Noot:Voorraad- of opslagvaten kunnen de volgende kenmerken bezitten:
- bezitten voldoende kennis van de internationale normen en praktijken;
- De raadpleegdienst dient de volgende eigenschappen te bezitten