Betekenis van:
bezorgdheid

bezorgdheid (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het zich zorgen maken over iets; bezorgdheid; ongerustheid
"reden tot bezorgdheid"
"bezorgdheid over/om [iets/iemand]"

Synoniemen

Hyperoniemen

bezorgdheid
Zelfstandig naamwoord
  • bekommering wegens iets dat al of niet zal of kan gebeuren
bezorgdheid
Zelfstandig naamwoord
  • bang zijn voor iets wat staat te gebeuren.

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. bezorgdheid omtrent effecten door de blootstelling.
  2. belemmeringen voor internethandel: bezorgdheid over beveiliging of privacy;
  3. belemmeringen voor internettoegang thuis: bezorgdheid over privacy of veiligheid;
  4. Heel wat cliënten gaven uiting aan hun bezorgdheid over het wegvallen van hun bevoorrading.
  5. reden waarom thuis geen toegang tot internet voorhanden is: bezorgdheid over privacy of veiligheid;
  6. Bovendien waren er redenen tot bezorgdheid in verband met de blootstelling van toedieners, werknemers en omstanders.
  7. (facultatief) redenen waarom geen goederen of diensten zijn aangeboden: bezorgdheid over vertrouwelijkheid en beveiliging van gegevens;
  8. belemmeringen voor een intensiever gebruik van internet: bezorgdheid over beveiliging of privacy.
  9. Er is dus voldoende tegemoetgekomen aan de bezorgdheid van de bedrijfstak van de gemeenschap.
  10. belemmeringen voor het gebruik van e-overheid: bezorgdheid over de bescherming en beveiliging van persoonsgegevens;
  11. Zijn er bepaalde aspecten van de implementatie die aanleiding geven tot bezorgdheid in uw land?
  12. beperking van elektronische contacten met overheidsdiensten: bezorgdheid over vertrouwelijkheid en beveiliging van gegevens;
  13. Wij willen echter benadrukken dat onze bezorgdheid met betrekking tot de situatie in uw land voortduurt.
  14. Bovendien is er bezorgdheid over mogelijke carcinogene eigenschappen van de werkzame stof.
  15. Er heerst echter nog steeds bezorgdheid over de veiligheid van Siem Reap Airways International.