Betekenis van:
bezorgdheid
bezorgdheid (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- het zich zorgen maken over iets; bezorgdheid; ongerustheid
"reden tot bezorgdheid"
"bezorgdheid over/om [iets/iemand]"
Synoniemen
Hyperoniemen
bezorgdheid
Zelfstandig naamwoord
- bekommering wegens iets dat al of niet zal of kan gebeuren
Voorbeeldzinnen
- bezorgdheid omtrent effecten door de blootstelling.
- belemmeringen voor internethandel: bezorgdheid over beveiliging of privacy;
- belemmeringen voor internettoegang thuis: bezorgdheid over privacy of veiligheid;
- Heel wat cliënten gaven uiting aan hun bezorgdheid over het wegvallen van hun bevoorrading.
- reden waarom thuis geen toegang tot internet voorhanden is: bezorgdheid over privacy of veiligheid;
- Bovendien waren er redenen tot bezorgdheid in verband met de blootstelling van toedieners, werknemers en omstanders.
- (facultatief) redenen waarom geen goederen of diensten zijn aangeboden: bezorgdheid over vertrouwelijkheid en beveiliging van gegevens;
- belemmeringen voor een intensiever gebruik van internet: bezorgdheid over beveiliging of privacy.
- Er is dus voldoende tegemoetgekomen aan de bezorgdheid van de bedrijfstak van de gemeenschap.
- belemmeringen voor het gebruik van e-overheid: bezorgdheid over de bescherming en beveiliging van persoonsgegevens;
- Zijn er bepaalde aspecten van de implementatie die aanleiding geven tot bezorgdheid in uw land?
- beperking van elektronische contacten met overheidsdiensten: bezorgdheid over vertrouwelijkheid en beveiliging van gegevens;
- Wij willen echter benadrukken dat onze bezorgdheid met betrekking tot de situatie in uw land voortduurt.
- Bovendien is er bezorgdheid over mogelijke carcinogene eigenschappen van de werkzame stof.
- Er heerst echter nog steeds bezorgdheid over de veiligheid van Siem Reap Airways International.