Betekenis van:
bijbel

bijbel
Zelfstandig naamwoord
  • een exemplaar van de originele Bijbel
"Hij heeft thuis altijd twee bijbels liggen."
bijbel
Zelfstandig naamwoord
  • grote passie
"De muziek van de Beatles was zijn bijbel."
bijbel
Zelfstandig naamwoord
  • een exemplaar van de originele Bijbel
"Hij heeft thuis altijd twee bijbels liggen."
bijbel
Zelfstandig naamwoord
  • grote passie
"De muziek van de Beatles was zijn bijbel."
bijbel (de ~ | meervoud bijbels)
Zelfstandig naamwoord
  • deel v.d. bijbel; bijbel; Oude en Nieuwe Testament
"school met de bijbel"
"in de bijbel [staan]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

bijbel
Zelfstandig naamwoord
  • een werktuig voor het maken van vuurpijlen
bijbel
Zelfstandig naamwoord
  • een werktuig voor het maken van vuurpijlen

Voorbeeldzinnen

  1. Wie heeft de bijbel geschreven?
  2. Volgens de bijbel schiep God de wereld in zes dagen.
  3. "Heb uw naaste lief als uzelf" is een citaat uit de Bijbel.
  4. De Bijbel is duidelijk een complex geschrift, dat onmogelijk door één auteur geschreven kan zijn.
  5. De Bijbel draagt ons op om onze naasten én onze vijanden lief te hebben; waarschijnlijk omdat dat in het algemeen dezelfde personen zijn.