Betekenis van:
biologie

biologie
Zelfstandig naamwoord
  • de wetenschap van de levende wezens, levensvormen en levensverschijnselen
"Op de middelbare school krijgen alle leerlingen biologie."
biologie (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • leer van de levende wezens in de ruimste zin, van hun levensgewoonten en levensuitingen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ik heb nooit van biologie gehouden.
  2. Klinische biologie
  3. KLINISCHE BIOLOGIE
  4. Levenswetenschappen (inclusief biologie en milieukunde)
  5. EMBL (Europees Laboratorium voor Moleculaire Biologie)
  6. Langoestine, Noorse kreeft: verspreiding en biologie
  7. Bladzijde 91, kolom „Klinische biologie”, voor „Ελλάς”:
  8. studies naar de biologie van de schadelijke organismen;
  9. Basisbiologie en passende soortspecifieke biologie met betrekking tot anatomie, fysiologische kenmerken, fokken, genetica en genetische manipulatie.
  10. medische biologie en gezondheid (waaronder onderzoek aan aids, besmettelijke ziekten en misbruik van drugs),
  11. aanvullende quarantainemaatregelen, naar gelang van de specifieke biologie en epidemiologie van het betrokken materiaal en van de goedgekeurde activiteiten,
  12. De beheersingsprogramma’s moeten worden gebaseerd op deugdelijke wetenschappelijke principes, de biologie van het organisme, het besmettingsniveau en het specifieke teeltsysteem van maïs in de lidstaat in kwestie.
  13. De partijen bevorderen de kennisoverdracht en informatie-uitwisseling met betrekking tot onderzoeksprojecten, vooral op het gebied van milieu, informatietechnologie, telecommunicatie, ruimtevaarttechnologie, biotechnologie en mariene biologie.
  14. Het tamme huishoen (Gallus gallus domesticus) lijkt qua biologie en gedrag nog sterk op het bankivahoen waaruit het door domesticatie is ontstaan.
  15. Het deskundigenoordeel moet gebaseerd zijn op een analyse van de tijdreeksen die voor de indicator beschikbaar zijn, in combinatie met andere informatie over de biologie van de soorten.