Betekenis van:
bisschop
bisschop (de ~ | meervoud bisschoppen)
Zelfstandig naamwoord
- priester; titel v.e. bisschop
"iemand tot bisschop wijden"
Synoniemen
Hyperoniemen
bisschop
Zelfstandig naamwoord
- een christelijke geestelijke die aan het hoofd staat van een bisdom
"Hij is al jaren een residerende bisschop."
Voorbeeldzinnen
- Zelfbenoemd bisschop van de Anglicaanse kerk.
- De oudste tekst waarin sprake is van de taureau de Camargue dateert van 1551 en is van de hand van Quiqueran de Beaujeu, bisschop van Senès.