Betekenis van:
blesseren

blesseren
Zelfstandig naamwoord
  • bij sport verwonden
"een tegenstander blesseren"
"geblesseerd zijn/raken"

Hyperoniemen

Hyponiemen

blesseren
Werkwoord
  • lichamelijk letsel toebrengen
"De ongelukkige botsing van de twee spelers blesseerde hen beiden."
blesseren
Werkwoord
  • lichamelijk letsel oplopen
"Hij heeft zich in de wedstrijd lelijk geblesseerd."