Betekenis van:
blessure

blessure (de ~ | meervoud blessures, blessuren)
Zelfstandig naamwoord
  • verwonding door sporten
"een ernstige blessure"
"een blessure oplopen aan [de linkerknie]"

Hyperoniemen

Hyponiemen

blessure
Zelfstandig naamwoord
  • een verwonding die men door sportbeoefening heeft gekregen
"De selectie verscheen overigens op het veld zonder Phillip Cocu, die nog te veel last heeft van een blessure aan zijn bovenbeen die hij afgelopen zondag opliep."

Voorbeeldzinnen

  1. hetzij het ondersteunen of op hun plaats houden van delen van het lichaam na ziekte, een operatie of een blessure.