Betekenis van:
blijken
blijken
Werkwoord
- ''~ te zijn'' uit iets duidelijk (geworden) zijn
"Hij bleek vroeger in Nederlands Nieuw-Guinea geweest te zijn."
blijken
Werkwoord
- uit iets duidelijk (geworden) zijn
"Het huis bleek veel te groot."
blijk (het ~ | meervoud blijken)
Zelfstandig naamwoord
- iets waaruit juistheid blijkt; bewijs; bewijs; blijk waaruit men het bestaan of de juistheid van iets kan opmaken; verklaring als getuige
"een blijk van [dankbaarheid]"
"als blijk van [vertrouwen/waardering/medeleven]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Conformiteit moet blijken uit ontwerptoetsing.
- andere documenten waaruit handels- of dienstbetrekkingen blijken;
- Oproep tot het indienen van blijken van belangstelling
- documenten waaruit de zakelijke activiteiten van de onderneming blijken;
- Oproep tot het indienen van blijken van belangstelling
- Bovendien blijken de investeringen in de periode tussen 2003 en het onderzoektijdvak aanmerkelijk te zijn gedaald.
- De producenten blijken bijgevolg de eindbegunstigden van deze steunmaatregel te zijn.
- Deze twee monsters worden door de laboratoria bewaard voor eventuele latere controles die noodzakelijk mochten blijken.
- Uit deze verklaring moet blijken dat aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
- een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling aan financiële intermediairs of stadsontwikkelingsfondsen;
- de maatregelen in dit hoofdstuk niet voor de epizoötiologische situatie geschikt blijken,
- gegevens waaruit de kosten van de voorgenomen maatregel voor de begroting blijken.”.
- de belangrijkste kenmerken van de dienst wanneer deze niet uit de context blijken;
- Binnen deze overschrijding blijken de drempels voor Italië, Portugal en Cyprus te zijn overschreden.
- De corrigerende effecten voor de Sardijnse markt blijken veeleer beperkt te zijn.