Betekenis van:
bloeien

bloeien
Werkwoord
  • bloesem dragen
"dit plantje bloeit al in het vroege voorjaar"
"alles wat groeit en bloeit"

Hyperoniemen

bloeien
Werkwoord
  • het dragen van open, actieve bloeiwijzen
"Als alle bloembollen bloeien, komen daar veel toeristen op af."
bloeien
Werkwoord
  • ''overdrachtelijk'' het bijzonder goed maken
"Onder deze koning bloeide de handel en de nijverheid en heerste er welvaart en tevredenheid."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Tulpen zullen snel bloeien.
  2. Voor alle materiaal moeten kasplanten worden getest zodra zij goed zijn aangeslagen, maar voordat zij bloeien en pollen produceren.