Betekenis van:
bod

bod
Zelfstandig naamwoord
  • een door een koper voorgestelde prijs
"Zijn bod was veel te laag."
bod (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • geboden som
"aan bod [komen/zijn]"
"een bod doen (op iets)"

Hyperoniemen

bod
Zelfstandig naamwoord
  • de handeling van het bieden
"Ze deed een bod op de antieke tafel."
bod
Zelfstandig naamwoord
  • de handeling van bieden

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. In het bod worden vermeld:
  2. Hierbij komen drie aspecten aan bod:
  3. Een bod is slechts geldig indien:
  4. Hij ontving meer dan één bod die allemaal duidelijk onder het bod van TCL lagen.
  5. Volgens Oostenrijk was het bod van GRAWE niet het hoogste, maar het „beste bod”.
  6. Oracle zette het openbare bod op 9 juni 2003 in.
  7. Op 14 april 2008 heeft […] haar bod echter ingetrokken.
  8. Tijdens de workshops komen de volgende onderwerpen aan bod:
  9. TCL en LOS hadden respectievelijk het hoogste bod gedaan.
  10. Er waren geen voorwaarden verbonden aan het bod van Lidl.
  11. Daarin komen ten minste de volgende onderwerpen aan bod:
  12. Tijdens de workshop zal het volgende aan bod komen:
  13. De minimumhoeveelheid voor elk bod bedraagt 1500 t.
  14. De vervaldatum van het bod werd door Oracle vaak verlengd.
  15. In dit reglement komen de volgende onderwerpen aan bod: