Betekenis van:
bodem

bodem (de ~ | meervoud bodems)
Zelfstandig naamwoord
  • bedding
"op de bodem (van de zee)"

Hyperoniemen

bodem
Zelfstandig naamwoord
  • een onderkant
"De bodem van de emmer is lek."
bodem
Zelfstandig naamwoord
  • de grond
"De bodem raakte hierdoor verontreinigd."
bodem (de ~ | meervoud bodems)
Zelfstandig naamwoord
  • buitenkant v.d. aardbol; buitenkant v.d. aardbol; grond; vast aardoppervlak
"eigen bodem"
"terug op vaderlandse bodem"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Haar ring viel in een rivier en zonk naar de bodem.
  2. Ze hebben de hoogste bergen beklommen en op de bodem van de zee gelopen.
  3. Als je goed kijkt dan zie je dat de doos een valse bodem heeft.
  4. Er is nog wat wijn op de bodem van het glas.
  5. Tot de bodem", "Terug naar de bron.
  6. Bodem
  7. bodem
  8. bodem
  9. Bodem
  10. Vochtspanningspotentiaal van de bodem
  11. Temperatuur (lucht en bodem)
  12. in de bodem
  13. Bodem: erosiegevoelige gronden
  14. gegevens over de bodem:
  15. Bodem: biologische landbouw