Betekenis van:
boek

boek
Zelfstandig naamwoord
  • een ingebonden bundel bedrukte of beschreven vellen papier
"Als hij wat tijd voor zichzelf had, ging hij bijna altijd een boek lezen."
boek (het ~ | meervoud boeken)
Zelfstandig naamwoord
  • het boekhouden; boekhouding; de boekhouding doen
"de boeken bijhouden"
"de boeken sluiten"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

boek
Zelfstandig naamwoord
  • aantal bladen wit papier, bestemd om er aantekeningen in te schrijven

Hyperoniemen

boek
Zelfstandig naamwoord
  • hoofdafdeling van een uitgebreid letterkundig werk

Hyperoniemen

boek
Zelfstandig naamwoord
  • in boekvorm voor b.v. lucifers, postzegels e.d.; bundeltje

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Dit is haar boek.
  2. Dit boek is zwaar.
  3. Ze nam haar boek.
  4. Dat boek was interessant.
  5. Dit is een boek.
  6. Lees het boek hardop.
  7. Doe je boek dicht.
  8. Dit boek is nagelnieuw.
  9. Waar is het boek?
  10. Dat boek is klein.
  11. Dit boek was gemakkelijk.
  12. Ik lees dit boek.
  13. Wie schreef dit boek?
  14. Dit is een boek.
  15. Is dit uw boek?