Betekenis van:
boekweit
boekweit
Zelfstandig naamwoord
- een cultuurgewas uit de '''Fagopyrum esculentum''' familie, gekweekt om het zaad
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Boekweit
- Gierst, boekweit, kanariezaad [1]
- Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen:
- Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen:
- Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen
- Onbewerkte granen (met inbegrip van ruwe rijst en boekweit)
- Granen (met inbegrip van rijst en boekweit) en van granen afgeleide producten
- Gerst, Boekweit, Maïs, Gierst, Haver, Rijst, Rogge, Sorghum, Triticale, Tarwe, Andere granen
- Dit betekent onder andere dat boekweit (Fagopyrum sp) onder de categorie „granen” valt en boekweitproducten onder „graanproducten”.
- Polygonum Fagopyrum Extract is een extract van de bladeren en de scheuten van boekweit, Polygonum fagopyrum, Polygonaceae
- hetzij door distillatie van uitsluitend een gegist beslag van gehele korrels tarwe, gerst, haver, rogge of boekweit met al hun bestanddelen;