Betekenis van:
boel
boel (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- de zaken, de dingen
"de boel de boel laten"
"de boel afbreken"
Hyperoniemen
boel
Zelfstandig naamwoord
- een verzameling van zaken
"Doordat ze zo ontzettend veel gedronken hadden, begonnen ze de hele boel af te breken."
boel
Zelfstandig naamwoord
- de gang van zaken
"Doe geen zaken met hem, hij probeert altijd de boel te belazeren!"
boel
Zelfstandig naamwoord
- een grote hoeveelheid
"Zo, er ligt weer een boel werk op ons te wachten."
boel (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- situatie
"een dolle boel"
"de boel bedonderen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Ik moet een boel wassen in het weekend.
- Er zijn een boel bruggen in deze stad.
- mevrouw Mariann FISCHER BOEL
- Mariann Fischer Boel