Betekenis van:
boerderij

boerderij (de ~ | meervoud boerderijen)
Zelfstandig naamwoord
  • boerenwoning met bijbehorend land
"op de boerderij"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

boerderij (de ~ | meervoud boerderijen)
Zelfstandig naamwoord
  • boerenbedrijf

Hyperoniemen

Hyponiemen

boerderij
Zelfstandig naamwoord
  • een woning met bedrijfsruimte van een boer
boerderij
Zelfstandig naamwoord
  • een onderneming van een boer

Voorbeeldzinnen

  1. De stal is net achter de boerderij.
  2. Vorige zomer werkte ik parttime op een boerderij.
  3. In de boomgaard achter hun boerderij stonden appel- en perenbomen.
  4. Er is een man die op de boerderij werkt.
  5. De voorbije zomer heb ik deeltijds op de boerderij gewerkt.
  6. Tot 1874 werd alle melk op de boerderij verwerkt.
  7. Op de boerderij bleef de ambachtelijke werkwijze van het verwerken van rauwe melk bestaan.
  8. Bestaat er een enquête over de productie en het gebruik van melk op de boerderij?
  9. De waarden worden berekend door de productie per eenheid te vermenigvuldigen met de prijs af boerderij.
  10. Bestaan van een regelmatige enquête over de productie en het gebruik van melk op de boerderij
  11. „Van bord tot boerderij”: voeding (met inbegrip van visproducten), gezondheid en welzijn
  12. Voor het verkrijgen van voldoende karakteristieke smaak rijpt „Boerenkaas” verder in de rijpingsruimte van de boerderij of de kaashandel.
  13. De minimale rijping op de boerderij bedraagt 13 dagen na de eerste dag van bereiding bij ten minste 12 °C.
  14. „Boerenkaas” is een op de boerderij bereide kaas uit rauwe melk, afkomstig van rundvee, geiten, schapen of buffelkoeien.
  15. Zo nee, geef aan met welke methode de jaarlijkse productie en het melkverbruik op de boerderij wordt berekend of geschat: