Betekenis van:
boerderij
boerderij (de ~ | meervoud boerderijen)
Zelfstandig naamwoord
- boerenwoning met bijbehorend land
"op de boerderij"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
boerderij (de ~ | meervoud boerderijen)
Zelfstandig naamwoord
- boerenbedrijf
Hyperoniemen
Hyponiemen
boerderij
Zelfstandig naamwoord
- een woning met bedrijfsruimte van een boer
boerderij
Zelfstandig naamwoord
- een onderneming van een boer
Voorbeeldzinnen
- De stal is net achter de boerderij.
- Vorige zomer werkte ik parttime op een boerderij.
- In de boomgaard achter hun boerderij stonden appel- en perenbomen.
- Er is een man die op de boerderij werkt.
- De voorbije zomer heb ik deeltijds op de boerderij gewerkt.
- Tot 1874 werd alle melk op de boerderij verwerkt.
- Op de boerderij bleef de ambachtelijke werkwijze van het verwerken van rauwe melk bestaan.
- Bestaat er een enquête over de productie en het gebruik van melk op de boerderij?
- De waarden worden berekend door de productie per eenheid te vermenigvuldigen met de prijs af boerderij.
- Bestaan van een regelmatige enquête over de productie en het gebruik van melk op de boerderij
- „Van bord tot boerderij”: voeding (met inbegrip van visproducten), gezondheid en welzijn
- Voor het verkrijgen van voldoende karakteristieke smaak rijpt „Boerenkaas” verder in de rijpingsruimte van de boerderij of de kaashandel.
- De minimale rijping op de boerderij bedraagt 13 dagen na de eerste dag van bereiding bij ten minste 12 °C.
- „Boerenkaas” is een op de boerderij bereide kaas uit rauwe melk, afkomstig van rundvee, geiten, schapen of buffelkoeien.
- Zo nee, geef aan met welke methode de jaarlijkse productie en het melkverbruik op de boerderij wordt berekend of geschat: