Betekenis van:
boerenkarhengst
boerenkarhengst
Zelfstandig naamwoord
- zeer onbeleefd iemand; pummel; stommeling; lomperd; lomperik; pummel; onbeschoft persoon; botterik; onbeschoft iemand; onbeschaafd iemand; onbeschaafd iemand; iemand zonder manieren; lomperik; onbeschoft iemand; onhandig iemand
Synoniemen
- lomperd
- boerenhufter
- boerenkaffer
- boerenkinkel
- boerenlul
- boerenpummel
- botterik
- grobbejanus
- heikneuter
- hork
- hufter
- kinkel
- palurk
- plebejer
- plomperd
- proleet
- pummel
- raudauwer
- rouwdouw
- rouwdouwer
- woudezel
- boer
- kaffer
- vlegel
- lomperik