Betekenis van:
bof
bof (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- ontsteking v.e. speekselklier; (informeel) bof
"de bof hebben"
Synoniemen
Hyperoniemen
bof
Zelfstandig naamwoord
- geluk, mazzel
""Wat een bof jou hier nog te treffen."
bof
Zelfstandig naamwoord
- ziekte.
"Zij hebben allebei de bof gehad."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- BOF
- Bof