Betekenis van:
bokken
bokken
Werkwoord
- mokken omdat men zich verongelijkt voelt
bokken
Werkwoord
- (van paarden) de achterhand in de lucht gooien
bokken
Werkwoord
- (gewestelijk) zich vooroverbuigen, bukken.
bok (de ~ | meervoud bokken)
Zelfstandig naamwoord
- mannetjesgeit
"stinken als een bok"
"als een bok op de haverkist zitten"
Synoniemen
Hyperoniemen
bok (de ~ | meervoud bokken)
Zelfstandig naamwoord
- draaggestel voor bepaalde voorwerpen
Hyperoniemen
bok (de ~ | meervoud bokken)
Zelfstandig naamwoord
- gymtoestel; Zuid-Afrikaanse antilope
"bok staan"
Synoniemen
Hyperoniemen
bok (de ~ | meervoud bokken)
Zelfstandig naamwoord
- bij het sjoelen gebruikte schijf
Synoniemen
Hyperoniemen
bok (de ~ | meervoud bokken)
Zelfstandig naamwoord
- hijskraan
"een drijvende bok"