Betekenis van:
bonje
bonje
Zelfstandig naamwoord
- ruzie
"Ze hadden weer eens bonje over niets."
bonje (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- toestand waarin men in ernstig conflict is met anderen
"bonje hebben"
"bonje met [iemand]"
Synoniemen
- ruzie
- disharmonie
- herrie
- kif
- kift
- onaangenaamheden
- onaangenaamheid
- onenigheid
- onmin
- stront
- trammelant
- twist
- kwestie
- mot
- onvrede
- heibel