Betekenis van:
bont

bont (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • vacht als kledingstuk
"de bond tegen bont"
"(geen) bont dragen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

bont
Zelfstandig naamwoord
  • dierenhuid met vacht
"Volgens mij houdt ze eigenlijk niet van bont."
bont
Bijvoeglijk naamwoord
  • met veel verschillende felle kleuren
"Dat is wel een heel bont schilderij."
bont
Bijvoeglijk naamwoord
  • verschillend gekleurd; bont; bont; met veel kleuren; veelkleurig
"de bonte was"
"bont en blauw zien"

Synoniemen

Hyperoniemen

bont
Bijvoeglijk naamwoord
  • gevarieerd
"een bonte mengeling/verzameling"
"een bont gezelschap"

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Tom sloeg Mary bont en blauw.
  2. Bont
  3. Kleding van bont
  4. Artikelen van bont, n.e.g.
  5. Bont en bontartikelen
  6. Artikelen van bont
  7. Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
  8. Vervaardiging van artikelen van bont
  9. NACE 14.20: Vervaardiging van artikelen van bont
  10. Kleding, kledingtoebehoren en andere artikelen, van bont
  11. Hoeden en andere hoofddeksels, van bont
  12. NACE 18.30: Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
  13. Groothandelsbemiddeling in textiel, kleding, bont, schoeisel en lederwaren
  14. Handelsbemiddeling in textiel, kleding, bont, schoeisel en lederwaren
  15. Looien en bereiden van leer; bereiden en verven van bont