Betekenis van:
boomstronk

boomstronk
Zelfstandig naamwoord
  • (afgezaagde) stam van een boom.
"In het bos moesten we steeds over boomstronken heen stappen."
boomstronk (de ~ | meervoud boomstronken)
Zelfstandig naamwoord
  • afgeknotte boomstam; overblijvend deel v.e. omgezaagde boom

Synoniemen

Hyperoniemen