Betekenis van:
boon
boon (de ~ | meervoud bonen)
Zelfstandig naamwoord
- langwerpige vrucht
"bonen doppen"
"een heilig boontje"
Hyperoniemen
Hyponiemen
boon
Zelfstandig naamwoord
- een eetbare peulvrucht
Voorbeeldzinnen
- Bonen (Tuinboon, witte boon, flageolet, zwaard-boon, limaboon, veldboon, zwartogen-boon)
- Tuinboon, witte boon, flageolet, zwaardboon, limaboon, veldboon, zwartogenboon
- Preventie van bacterieziekten op tabak, tomaat, komkommer, citrusfruit, boon en sierplanten
- Phaseolus Vulgaris Extract is een extract van de zaden van de boon, Phaseolus vulgaris, Leguminosae