Betekenis van:
boord
boord (de/het ~ | meervoud boorden)
Zelfstandig naamwoord
- afwerking of versiersel aan kledingstuk
"Kanten boord"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
boord (de/het ~ | meervoud boorden)
Zelfstandig naamwoord
- opstaande scheepswand, met name voor zover die boven het water zichtbaar is of boven het dek uitsteekt
"geen man over boord"
"iets over boord gooien"
Synoniemen
Hyperoniemen
boord
Zelfstandig naamwoord
- het dek van een schip
boord
Zelfstandig naamwoord
- de verbrede bovenrand van een hemd rond de nek
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Hij is aan boord van het schip.
- Is er een arts aan boord?
- Wanneer moet ik aan boord gaan?
- Vistuig aan boord
- plaats aan boord;
- Aan boord van vaartuigen
- aan boord gehouden vis
- Aan boord gehouden vis
- het roken aan boord.
- Vrij aan boord
- Weerradarapparatuur aan boord
- Opslag aan boord
- het vistuig aan boord;
- overlijden aan boord;
- Plaats aan boord