Betekenis van:
boosaardig

boosaardig
Bijvoeglijk naamwoord
  • met de intentie om kwaad te doen
"De boosaardige crimineel kon worden ingerekend."
boosaardig
Bijvoeglijk naamwoord
  • gemeen; gemeen; gemeen; gemeen; gemeen; gemeen; slecht; gemeen; gemeen
"een boosaardig genoegen/lachje"

Synoniemen