Betekenis van:
boren

boren
Werkwoord
  • met een boor werken
"de muur boren"
"een appel boren"

Hyperoniemen

boren
Werkwoord
  • (een gat, hol) maken met een boor
"een tunnel boren"

Synoniemen

Hyperoniemen

boren
Werkwoord
  • met een werktuig dat om zijn as draait een gat in iets maken
"Hij boorde een gat in de muur om er een schilderijtje te kunnen ophangen."
boor (de ~ | meervoud boren)
Zelfstandig naamwoord
  • werktuig om gaten te maken in een veelal harde stof
"de boor van de tandarts"
"een elektrische boor"

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Boren
  2. Boren van waterputten
  3. Proefboren en boren
  4. Boren van boorputten
  5. Boren en exploiteren van boorputten
  6. Funderingswerkzaamheden en boren van waterputten
  7. andere machines voor het boren
  8. het boren van waterputten, zie 45.25;
  9. Gereedschapswerktuigen voor het boren van metaal
  10. Gereedschap voor het boren, geen metaalbewerking
  11. gereedschap voor het boren, ander dan grond- en gesteenteboren
  12. Gereedschap voor het boren (metalen), werkzaam deel andere stoffen
  13. Gereedschapswerktuigen voor het boren of frezen van metaal
  14. Andere machines voor het boren met eigen beweegkracht
  15. gesteentesnijders, kolenploegen (schaven) en machines voor het boren van tunnels