Betekenis van:
borgen

borgen
Werkwoord
  • garanderen
"Zekerheid borgen."
borgen
Werkwoord
  • vastzetten
"Een schroef borgen."
borgen
Werkwoord
  • garanderen; bij aankoop garantie geven; garanderen; garanderen

Synoniemen

Hyperoniemen

borg (de ~ | meervoud borgen)
Zelfstandig naamwoord
  • die belooft schulden te betalen
"borg voor [iets/iemand]"
"zich borg stellen voor iets/iemand"

Synoniemen

Hyperoniemen

borg (de ~ | meervoud borgen)
Zelfstandig naamwoord
  • aanzienlijk huis op het land
"De borg stamt uit de 15e eeuw en ligt binnen een ruime gracht."

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

borg (de ~ | meervoud borgen)
Zelfstandig naamwoord
  • borg; borgsom; bedrag als waarborg te betalen; overeenkomst
"borg betalen"

Synoniemen

Hyperoniemen

borg (de ~ | meervoud borgen)
Zelfstandig naamwoord
  • middel ter beveiliging van onderdelen tegen losraken

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. De voeding van het standaanwijssysteem moet onafhankelijk zijn van de voeding voor het bedienen en borgen van de deuren.
  2. .4 Bedieningsinstructies voor het sluiten en borgen van alle deuren in de huid, laaddeuren en andere afsluitmiddelen welke, indien zij worden opengelaten of niet naar behoren geborgd, kunnen leiden tot het vollopen van een speciale ruimte of een ro-ro-laadruimte, dienen aan boord te worden bewaard en op een geschikte plaats te worden opgehangen.