Betekenis van:
bosje

bosje (het ~ | meervoud bosjes)
Zelfstandig naamwoord
  • groepje struiken
"de bal ligt tussen de bosjes, pak jij hem even?"
"in de bosjes [plassen/vrijen]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

bosje (het ~ | meervoud bosjes)
Zelfstandig naamwoord
  • bundel van langwerpige, niet zeer vast samengebonden gelijksoortige voorwerpen
"een bosje (van) bloemen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

bosje
Zelfstandig naamwoord
  • met geboomte begroeid stuk grond; verzameling bomen

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. De plantafstand, de teeltvormen en de snoeiwijzen moeten de algemeen gebruikelijke zijn, waarbij de plantdichtheid niet meer dan 660 struiken per hectare mag bedragen en de volgende teeltvormen moeten worden gebruikt: een „struik met meerdere stammen”, een „struik in de vorm van een bosje” of een „boompje”.