Betekenis van:
boterham
boterham
Zelfstandig naamwoord
- een snee brood
"Zij smeert pindakaas op haar boterham."
boterham (de ~ | meervoud boterhammen)
Zelfstandig naamwoord
- snee brood
"een dikke/flinke/goede boterham (verdienen)"
"een droge boterham"
Hyperoniemen
Hyponiemen
boterham
Zelfstandig naamwoord
- een belegde snee brood
"In de pauze eet hij altijd precies één boterham."
Voorbeeldzinnen
- Zij eten een boterham.
- Hij verdient zijn boterham.
- Sandra neemt een boterham en een kop koffie als ontbijt.