Betekenis van:
botsing
botsing (de ~ | meervoud botsingen)
Zelfstandig naamwoord
- het botsen
"een botsing van [twee werelden/een fiets en een auto]"
"een botsing tussen [een deeltje] en [een foton]"
Hyperoniemen
botsing
Zelfstandig naamwoord
- het botsen
"Er was gisteren weer een frontale botsing op de snelweg."
botsing
Zelfstandig naamwoord
- een conflict of ruzie
"Zij kwamen weer eens in botsing met elkaar."
Voorbeeldzinnen
- Ik hoorde een kreet en daarna een botsing.
- Botsing
- Frontale botsing
- (Frontale botsing)
- Frontale botsing
- Weerstand tegen zijdelingse botsing
- Botsing in onbeladen toestand
- Botsing aan de voorkant
- 25 mm (bij botsing)
- Botsing aan de zijkant
- Botsing aan de achterkant
- Elastische vervorming (bij zijdelingse botsing)
- Bij een botsing betrokken cilinders
- Testprocedure voor frontale botsing tegen een hindernis
- een bijna-botsing met enig ander vliegtoestel;