Betekenis van:
botten

bot (de ~ | meervoud botten)
Zelfstandig naamwoord
  • voornamelijk in brak water levende platvis
"bot vangen"
"een botje zonder gal"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Onze hond begraaft zijn botten in de tuin.
  2. Ononderbroken natte opslag van de stammen is verplicht uiterlijk vanaf het tijdstip waarop de naburige eikopstanden beginnen te botten.
  3. Uit de wetenschappelijke gegevens kan nu al worden geconcludeerd dat metallisch cadmium en cadmiumoxide in het algemeen als zeer gevaarlijk voor de menselijke gezondheid moeten worden beschouwd, met name voor de nieren en de botten.
  4. Persoon die het product vasthoudt, verliest zijn evenwicht en valt; of langdurig contact met het trillende product veroorzaakt neurologische aandoeningen, aandoeningen aan de botten en gewrichten, trauma van de ruggengraat, vasculaire aandoeningen
  5. Hoenders zijn erg geneigd tot „comfortgedrag” zoals het slaan met de vleugels, het schudden van de veren en het strekken van de poten, waardoor de botten van de poten worden versterkt.