Betekenis van:
bouwwerk
bouwwerk (het ~ | meervoud bouwwerken)
Zelfstandig naamwoord
- iets dat gebouwd is
"wie het mooiste bouwwerk maakt krijgt een prijs"
"een imposant/schitterend/markant bouwwerk"
Hyperoniemen
Hyponiemen
bouwwerk
Zelfstandig naamwoord
- een constructie van enige omvang die verbonden is met de grond en waarin men kan wonen of werken
Voorbeeldzinnen
- technische bekwaamheid als ontwerper teneinde binnen de door begrotingsfactoren en bouwvoorschriften gestelde grenzen te kunnen voldoen aan de eisen van de gebruikers van het bouwwerk;
- Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt als „gebouw” beschouwd ieder bouwwerk dat vast met de grond is verbonden.
- een samenstel als bedoeld onder de eerste twee streepjes dat gereed is voor montage en dat alleen in deze staat kan functioneren na montage op een vervoermiddel of montage in een gebouw of bouwwerk;