Betekenis van:
brand
brand (de ~ | meervoud branden)
Zelfstandig naamwoord
- vertering door vuur
"een uitslaande brand"
"in brand [steken/vliegen]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
brand
Zelfstandig naamwoord
- verbranding met vuur
"Er is een brand in de school."
brand
Zelfstandig naamwoord
- het gloeien van een lichaam of lichaamsdeel als gevolg van verwonding, ontsteking, ziekte
Hyperoniemen
Hyponiemen
brand
Zelfstandig naamwoord
- ziekte in gewas, met name in het koren, veroorzaakt door een soort van zwam
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Wat staat er in brand?
- In geval van brand, bel 119.
- De oorzaak van de brand was bekend.
- Vier gezinnen kwamen om in de brand.
- Volgens de krant was er gisteren een grote brand.
- Gebruik niet de lift in geval van brand.
- Vorige nacht was er een grote brand in de buurt.
- Dan staat ook jouw zaak op het spel, wanneer het huis naast jou in brand staat
- Brand
- .1 brand;
- Directoraat Brand- en explosiepreventie
- brand- en rookprocedures;
- brand- en rookprocedures;
- Brand- en andere opstalverzekeringen
- brand in rollend materieel;