Betekenis van:
brander

brander (de ~ | meervoud branders)
Zelfstandig naamwoord
  • brander op een kooktoestel; apparaatje waar vlam uit komt
"een van de branders van het gasfornuis was verstopt"
"met scheikunde deden we proeven met reageerbuisjes en branders"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ontsteking van de brander
  2. Cd-speler en/of -brander
  3. Cd/dvd-speler en/of -brander
  4. Atoomabsorptiespectrofotometer, uitgerust met een door lucht en acetyleen te voeden brander
  5. De eerste streep (d.w.z. de nulstreep) wordt op dezelfde hoogte als de brander getrokken.
  6. „cv-ketel” het geheel van ketellichaam en brander dat de verbrandingswarmte op vloeistoffen overbrengt; 17.
  7. Alle berekende parameters worden geëvalueerd gedurende 20 minuten vanaf het begin van de test (ontsteking van de brander).
  8. Het aan de brander toegevoerde gas moet een calorische waarde hebben van ongeveer 38 MJ/m3 (bv. aardgas).
  9. Elke proceseenheid beschikt over twee branders en twee secundaire ventilatoren voor het geval een brander of ventilator uitvalt.
  10. 20 minuten na ontsteking van de brander (einde van de periode voor de berekening van de parameters)
  11. Het onderste gedeelte van de elektrische leidingen bevindt zich 20 cm onder de onderrand van de brander.
  12. Deze brander moet automatisch worden ingeschakeld wanneer de temperatuur van de verbrandingsgassen na de laatste toevoer van verbrandingslucht tot onder de in lid 2 vastgestelde temperatuur zakt.