Betekenis van:
brengen
brengen
Werkwoord
- in toestand doen komen
"[een zware klus] ten einde brengen"
"het tot [advocaat] brengen"
Hyperoniemen
brengen
Werkwoord
- iets ergens naartoe brengen
"het glas aan de lippen brengen"
"je tas naar huis brengen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
brengen
Werkwoord
- (iemand) naar iets toe leiden
"zal ik je even brengen?"
"iemand naar huis brengen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
brengen
Werkwoord
- ergens heen gaan om iets of iemand daar af te geven
"Hij bracht zijn dochtertje naar de dokter omdat zij tekenen van griep vertoonde."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Oorlogen brengen littekens.
- Ik zal u direct de rekening brengen.
- Tracht geduld op te brengen met anderen.
- Dat zal je in gevaar brengen.
- Ik zal nog een handdoek brengen.
- We zullen je een bezoekje brengen.
- Sterken brengen sterken voort
- Europeanen probeerden de stam beschaving bij te brengen.
- Tom en Mary brengen veel tijd samen door.
- Tom vroeg Mary hem naar het ziekenhuis te brengen.
- Ik moet vandaag de kat naar de dierenarts brengen.
- He praat zo hard dat hij ons in de problemen gaat brengen.
- Na veel overleg beslisten we onze vakantie in Spanje door te brengen.
- We moeten hem dringend naar het ziekenhuis brengen, hij is zwaar gewond.
- Het is soms heel moeilijk om je idee over te brengen.