Betekenis van:
brij

brij (de ~ | meervoud brijen)
Zelfstandig naamwoord
  • half vloeibare substantie
"om de hete brij heen lopen/draaien"
"een brij van woorden"

Hyperoniemen

brij
Zelfstandig naamwoord
  • dikkige substantie van enig soort

Synoniemen

Hyperoniemen

brij
Zelfstandig naamwoord
  • halfvloeibaar kooksel, pap
brij
Zelfstandig naamwoord
  • modder,

Voorbeeldzinnen

  1. overbrengen van de gegiste brij in het distillatietoestel, vaak een koperen ketel;
  2. op geschikte wijze verwarmen van de gegiste brij om de alcohol langzaam af te dampen;
  3. Pitten die in de gegiste brij zijn achtergebleven, mogen niet in het distillatietoestel worden gepompt.