Betekenis van:
brillen
bril (de ~ | meervoud brillen)
Zelfstandig naamwoord
- hulpmiddel bij het kijken; (informeel) bril
"iets door de bril van een ander zien"
"een bril hebben/dragen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Deze brillen zijn mooi.
- Deze brillen passen me niet goed, ze zijn te groot.
- "Is het mogelijk om AIDS te krijgen van WC-brillen?" "Nee, dat is niet mogelijk."
- Brillen
- Beschermende brillen
- WC-brillen
- Andere brillen
- Monturen voor beschermende brillen
- Glas voor brillen
- Monturen voor brillen, enz., andere
- Monturen voor brillen, enz., andere
- Delen van monturen voor brillen, enz.
- Visuele hulpmiddelen, corrigerende brillen en contactlenzen
- WC-brillen, deksels, toiletpotten en stortbakken
- Laboratoriuminstrumenten, optische en precisie-instrumenten (uitgez. brillen)