Betekenis van:
brood

brood (het ~ | meervoud broden)
Zelfstandig naamwoord
  • een stuk deegwaar
"een brood bakken"

Hyperoniemen

brood
Zelfstandig naamwoord
  • een meelproduct dat gemaakt wordt door meeldeeg te bakken, te koken of te stomen
"Die bakker maakt een buitengewoon heerlijk brood."
brood (het ~ | meervoud broden)
Zelfstandig naamwoord
  • voedsel bestaande uit gekneed, gerezen en gebakken deeg
"een halfje brood"
"het dagelijks brood"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Hij heeft minder brood.
  2. En een beetje brood.
  3. De man eet brood.
  4. Een beetje brood en boter
  5. Brood wordt gemaakt van tarwe.
  6. We hebben geen brood meer.
  7. Hij verdient zijn brood als schrijver.
  8. Mayuko eet brood voor het ontbijt.
  9. Een mens leeft niet van brood alleen.
  10. Het brood zit in de oven.
  11. Waar is al het brood gebleven?
  12. Mijn moeder bakt elke morgen brood.
  13. Eet je brood tussen de middag?
  14. Brood en boter is mijn gewoon ontbijt.
  15. Brood en boter is mijn gewoon ontbijt.