Betekenis van:
bruin
bruin
Zelfstandig naamwoord
- een kleur zoals die van walnoten, chocola of koffie
"Dat bruin ziet er best mooi uit."
bruin
Bijvoeglijk naamwoord
- een kleur zoals die van walnoten, chocola of koffie hebbend
"Dat is een bruin huis!"
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Die kat is bruin.
- De gordel is bruin.
- Zijn schoenen zijn bruin.
- Mijn schoenen zijn bruin.
- De tuin is leeg en bruin.
- De bladeren van de bomen worden bruin in de herfst.
- Bruin glaswerk:
- Bruin glaswerk:
- E 155 — BRUIN HT
- Kleur: bruin/wit”
- „bruin” of „donkerbruin”.
- kleur: intens bruin,
- Extractresiduen (kool), bruin; steenkoolteerextract
- E 154 — BRUIN FK
- Bruin HT wordt beschreven als het natriumzout.