Betekenis van:
bruisen

bruisen
Werkwoord
  • borrelen
"bruisen van [bedrijvigheid/actie]"
"bruisen van iets"

Hyperoniemen

bruisen
Werkwoord
  • het overvloedig vormen van gasbelletjes in een vloeistof
"De frisdrank bruiste hevig toen hij er een menthos in gooide."
bruisen
Werkwoord
  • ''overdrachtelijk'' vol leven zijn
"Brussel was toen nog een bruisende stad."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Daarna mag deze niet meer bruisen.
  2. Indien bruisen wordt waargenomen, wordt de verwarming 30 minuten voortgezet.
  3. Deze as is alkalisch en gaat bruisen bij toevoeging van zuur
  4. Voeg onder roeren druppelsgewijs meer zoutzuur (3.1) toe tot het bruisen ophoudt.
  5. Wanneer het gas door een bariumhydroxide-oplossing wordt geleid, ontstaat een wit neerslag dat onder bruisen oplost in verdund azijnzuur
  6. Breng de as in een bekerglas van 250 ml, voeg 20 ml water toe en voeg vervolgens zoutzuur (3.2) toe tot het bruisen ophoudt.
  7. Lost onder bruisen op in verdund azijnzuur, verdund zoutzuur en verdund salpeterzuur en de gevormde oplossingen geven na opkoken een positieve test op calcium