Betekenis van:
buiig
buiig
Bijvoeglijk naamwoord
- regenachtig, met buien
"In die buiige periode gebeurden er veel ongelukken."
buiig
Bijvoeglijk naamwoord
- in een slecht humeur zijn
Synoniemen
- slechtgehumeurd
- brommerig
- chagrijnig
- gallig
- gemelijk
- humeurig
- knorrig
- mopperig
- narrig
- sikkeneurig
- slechtgeluimd
- slechtgemutst
- ongenietbaar
- chagrijn
- sacherijn
- overgevoelig